Het zal er prachtig uitgezien hebben! Een pergola vol mooie bloemen. Maar nu zien ze eruit als door de hitte bevangen – en wie niet?! Verbaasd kijk ik toe hoe de eigenaresse hen weer tot leven probeert te wekken. In plaats van de grond te bevochtigen, zodat de wortels het water gretig kunnen opzuigen, spuit deze mevrouw met haar tuinslang in de lucht en bevochtigt de bloemen. Het zal mij benieuwen…
Maar terwijl ik grinnikend verder loop, staan mijn gedachten niet meer stil. Ik krijg een spiegel voor. Want ben ik daar eigenlijk ook vaak niet mee bezig? De buitenkant veel aandacht geven – terwijl de binnenkant verwelkt? Enkel symptomen bestrijden, terwijl ik de diepste oorzaak van een probleem niet aan wil of durf pakken? In het gewone leven, maar vooral geestelijk zie ik mezelf zo bezig.
Dorst
Heb jij dat nou ook? Dat je geestelijk leven soms zo dor en doods is? De woorden van David: ‘Mijn sap werd veranderd in zomerdroogten’ klinken alsof je ze zelf zou hebben geschreven. Daar waar je eerst zoveel vreugde, troost en verzadiging haalde uit het lezen van Gods Woord, uit de omgang met Hem, voel je je nu zo leeg. Zo dorstig naar dat wat je eerder zo kon vervullen.
En dan begint de zoektocht. Zoekend probeer je je dorst te lessen. Je probeert je geestelijk leven weer wat op te poetsen: een preek aan tijdens de strijk, een bemoedigend kaartje sturen naar een ziek gemeentelid, een kwartiertje langer stille tijd houden of toch maar weer wat trouwer de Bijbelkring of vereniging gaan bezoeken. Maar terwijl je probeert om de rust in God weer te vinden, lijkt het vooral erger te worden. Je hart wordt leger en de dorst wordt groter.
Hoe komt dat nou toch? Diep van binnen weet ik het wel, want die les heb ik al vaker moeten leren. Maar zo hardleers en trots als ik ben, probeer ik toch eerst zelf weer op de goede weg te komen. Dat zit in me. Ik wil graag zelf mijn problemen oplossen. Maar lezend in het Woord, lees ik mijn grootste probleem: ‘Want Mijn volk heeft twee boosheden gedaan: Mij, de Springader des levenden waters, hebben zijn verlaten, om zichzelven bakken uit te houwen, gebroken bakken, die geen water houden’ (Jer. 2:13).
Gebroken bakken
Ik stel het me voor: zo’n heerlijk frisse bron waar onophoudelijk helder, zuiver water uit stroomt tegenover zo’n reservoir die in Israël werd gebruikt om water in op te slaan. Een put met stilstaand water: vies, troebel, vol met slib, een broedplaats voor ongedierte. En in dit geval nog erger: een gebroken bak. Het water stroomt eruit, vies slib blijft over. En zo iemand ben ik dus, iemand die probeert te putten uit eigen bron.
Zo zijn er van die dagen dat ik zo’n dorst heb naar erkenning. Erkenning van wie ik ben en wat ik doe. En om die dorst te lessen, ga ik putten uit de mensen om me heen. Ik zoek bevestiging, waardering. En er zijn momenten genoeg dat mensen dat ook nog willen geven. Maar uiteindelijk blijf ik achter met de stank van hoogmoed, eigen eer en roem. Of ik raak toch teleurgesteld en blijf achter met onzekerheid, boosheid en nog meer leegte.
Toch merk ik ook vaak een diep verlangen naar op zichzelf goede dingen. De leegte die soms ontstaat na een ochtendje koffievisite of een gesprekje op de markt, omdat gesprekken niet dieper lijken te gaan dan gewone huis-, tuin- en keukengesprekjes. Ik zou het zo mooi vinden om elkaar ook op een dieper niveau te vinden. Bedenkend dat ik daar ook zelf een bijdrage aan moet leveren, ga ik met goede voornemens en mooie Bijbelteksten in mijn gedachten naar een volgende ontmoeting. Maar in plaats van een ontmoeting vol herkenning, lijkt het alsof we elkaar niet eens kunnen begrijpen. In plaats van herkenning, vind ik onbegrip en raak ik verward.
Of denk aan dat verlangen naar God Zelf. Naar Zijn nabijheid. Door de gejaagdheid van het leven is afstand ontstaan. De tijd om God te zoeken is al een langere tijd erg beperkt en het resultaat is duidelijk. Onzekerheid en onrust. En ik probeer mijn dorst te lessen met het Levende Water wat ik eerder kreeg. Die Bijbeltekst die me toen zo aansprak, ga ik opnieuw lezen. Ik spreek met een vriendin over mijn worstelingen en ze probeert me op te beuren. Maar de onrust blijft, het raakt mijn hart niet.
En uiteindelijk kan ik maar een conclusie trekken: Alles wat ik van God ontving, heb ik in mijn eigen gebroken bak bewaard. Dingen die in zichzelf niet verkeerd zijn, houden me bij de HEERE vandaan. Omdat ik het van mezelf verwacht. Ik probeer leven te vinden op een plek waar geen leven te vinden is.
Levend water
Wat klinkt het dan verfrissend, om uit de mond van de Heere Jezus zoiets heel anders te horen: ‘Zo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke.’ (Joh. 7:37) Hij, de Springader van levend water, roept terug! Wie dorst heeft die kome en drinke. Hij wil ons uit Zijn overvloed, Zijn volheid bedienen. Hij wil ons verzadigen met het Levende Water, met Hemzelf.
En dan? ‘Zo wie gedronken zal hebben van het water dat Ik hem geven zal, die zal ik eeuwigheid niet dorsten.’ (Joh. 4:13-14) en ‘Die in Mij gelooft, stromen des levenden waters zullen uit zijn buik vloeien.’ (Joh. 7:38)
Bij alles wat ik doe, put ik nu uit een andere Bron. Mijn geestelijk leven heeft geen poetsbeurt nodig. Levend water stroomt nu van binnenuit.
Puttend uit Hem, vind ik erkenning. Puttend uit Hem, ontstaan ontmoetingen vol herkenning. Puttend uit Hem, wordt mijn verlangen naar God vervuld en mag ik Zijn nabijheid ervaren.
–
Dit artikel is geschreven door blogschrijfster Jantine den Besten. Meer weten over Jantine en ons team? Ze stellen zich hier aan je voor.
–
Geef een reactie