Daar zat hij. Helemaal alleen in die immense kerk. Hij zag er wat smoezelig uit. Om hem heen hing een geur van tabak. Hij trilde met zijn benen. Zijn blonde haarlokken vielen om zijn gezicht. Hij zat voorovergebogen en staarde naar beneden. Maar, hij zát daar! Te midden van al die keurige mensen. Strakke pakken, gelakte schoenen en mooie hoeden. In zijn handen had hij de Bijbel. Hij zat te lezen. Het duurde nog even voor de dominee binnen zou komen, maar hij las en hij las. Ononderbroken. Hij keurde geen hoeden, of mensen. Ik vroeg me af of hij al die mensen om hem heen wel zag. Het leek hem niets te doen. Of misschien was het buitenkant en voelde hij zich helemaal niet op zijn gemak tussen al die nette mensen, omdat hij zo anders was.
Contrast
Nog zie ik hem daar zitten. Waarom zat hij daar? Later begreep ik dat het een wonder was dat hij daar zat. Gekomen uit een wereld van drank en drugs. Getrokken naar de kerk.
Het contrast was zo groot tussen hem en mij en al die andere keurige, nette kerkmensen. Eigenlijk leek het niet te passen. Of paste hij daar juist veel beter dan ik en al die anderen?
Pas las ik een treffend citaat van George MacLeod wat hier precies bij aansluit. Ik wil gewoon dat het kruis weer wordt opgericht, midden op de markt even goed als op de torenspits. Jezus werd niet gekruisigd in een kathedraal tussen twee kaarsen, maar aan een kruis tussen twee rovers, op een vuilnisbelt aan een kruispunt van culturen. Het was zo groots dat men Zijn titel moest opschrijven in ’t Hebreeuws, Latijn en Grieks… op een plaats waar boeventaal wordt gebruikt, waar dieven vloeken en soldaten dobbelen. Dat is waar Hij stierf en waarom Hij stierf. En dat is waar Zijn mensen moeten zijn en de Kerk.
Vaak wordt er neergekeken op deze mensen. Een jongere die afhaakt of zich wat anders gedraagt. Een volwassene die is afgezworven. Afgedankt.
Misschien voel ik me zelfs wel beter dan hen. Hoe kijk ik naar deze man en al die anderen die niet voldoen aan onze uiterlijke normen en waarden?
Lastig. Het is anders dan we gewend zijn. Het past niet in ons keurige reformatorische zuiltje.
Heel eerlijk? We kijken vaak liever weg.
Met ontferming bewogen
Zo keek ook de Egyptische Farao naar het volk van Israël. Ze zaten hem in de weg. Hij keek op hen neer. Een slavenvolk. Het lijkt helemaal mis te gaan met het verbond wat God met Abraham, Izak en Jakob had gesloten. En toch… gaat het niet mis. Bij God gaat het nooit mis. Hij heeft alles onder controle.
En God zag de kinderen Israëls aan, en God kende hen. (Exodus 2:25) Of zoals het in de kanttekeningen en andere vertalingen nog krachtiger staat: Hij ontfermde Zich over hen. Hij had bemoeienis met hen. God hoorde hun gekerm. God gedacht aan Zijn verbond. God zag het volk. Hoe? Hij was met innerlijke ontferming bewogen over hen. Hij wist dat het tijd geworden was om hen te redden.
Zoveel eeuwen later lezen we het opnieuw.
De innerlijke bewegingen der barmhartigheid onzes Gods. (Lukas 1:78)
Daarom zond Hij Zijn Zoon over wie we lezen dat Hij ook met innerlijke ontferming bewogen was over mensen. Wat voor mensen? Zondige, dwaze, zwakke, ongelovige, afgedwaalde mensen. Waarom? Binnendijk schrijft daarover: Gods voorkeur gaat uit naar mensen, die lang niet altijd onze voorkeur hebben. Het dwaze der wereld heeft God uitverkoren, opdat Hij de wijzen beschamen zou; en het zwakke der wereld heeft God uitverkoren, opdat Hij het sterke zou beschamen; En het onedele der wereld en het verachte heeft God uitverkoren, en hetgeen niets is, opdat Hij hetgeen iets is, teniet zou maken. (1 Korinthe 1:27-28) In die dwaas, die zwakke, die onaanzienlijke en verachte, ziet God iets. want daarin komt Gods werk het beste uit. God laat Zijn oog graag vallen op diegene waar wij niet veel oog voor hebben.
Kijken zoals Jezus
Als je Zijn liefdesblik hebt gezien door het geloof en Zijn ontferming hebt ervaren, dan word je ook met ontferming bewogen over je naaste. Juist die naaste die zo veracht is in het oog van deze wereld. Als je de Heere Jezus liefhebt, kijk je anders.
Kijken zoals Jezus keek toen hij op deze aarde wandelde. Om daarin ook op Hem te gaan lijken.
Moeten we dan alle problemen van deze wereld meedragen op onze schouders?
Nee, we mogen meelijden met onze naaste. Meelijden met hen die lijden. Meedragen in onze gebeden. Tonen we daarin juist geen liefde door voor hen te bidden?
Onze lasten mogen we neerleggen bij de medelijdende Hogepriester.
Hij, Die zo veracht werd.
Hij, Die mens wilde worden.
Hij, Die kwam om te lijden en te sterven voor zulke mensen.
Hij ziet hen. Verstrooid. Als schapen die geen herder hebben.
Als Hij hen zo ziet en liefheeft, zouden wij hen dan niet liefhebben?
Wat kunnen we soms harteloze christenen zijn. Druk binnen onze eigen zuil en de liefde tot de verloren schapen vergeten. Eerlijk en confronterend houdt Johannes ons een spiegel voor in zijn eerste zendbrief: Zo wie nu het goed der wereld heeft, en ziet zijn broeder gebrek hebben, en sluit zijn hart toe voor hem, hoe blijft de liefde Gods in hem?
Het formulier voor het Heilig Avondmaal spoort ons ook aan in de liefde. Broederlijke liefde.
Om vanuit die liefde ook de verloren schapen lief te hebben. Juist die man die in de goot is beland. Juist die jongere die dreigt af te haken. Laat de gezindheid van Christus in ons zijn (Filip. 2:5).
Alzo zullen wij allen die door het waarachtig geloof Christus ingelijfd zijn, door broederlijke liefde, om Christus onzes lieven Zaligmakers wil, Die ons tevoren zo uitnemend heeft liefgehad, altezamen één lichaam zijn, en zulks niet alleen met woorden, maar ook met de daad jegens elkander bewijzen.
Ook met de daad. Ligt er geen grote opdracht voor ons allemaal?
Om de verloren schapen te vertellen over de Herder. Die verloren schapen zoekt en toebrengt tot Zijn Gemeente.
Hoe moeten we dit doen?
Als je ziet op de verdeeldheid die er is. Als je ziet op jezelf. Als je ziet op de omstandigheden.
Moed benemend. Maar er volgen bemoedigende woorden in het formulier:
Daartoe helpe ons de almachtige, barmhartige God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, door Zijn Heilige Geest. Amen.
Geef een reactie