Een mierentrek. Iets wat we in Nederland niet snel zullen zien, maar wanneer je in Afrika of Zuid-Amerika bent, heb je zomaar kans dit tegen te komen. Van een afstandje lijkt het net een donkere tak die over het pad ligt. Fascinerend om van dichtbij te bekijken. Maar pas op, ze kunnen agressief zijn. Tientallen, honderden, duizenden, ja zelfs miljarden mieren lopen in colonne over het pad. Ze verplaatsen zich naar een ander gebied. Binnen het grote geheel van deze krioelende mieren heeft iedere mier een taak. Daarin heb je ook verschillende rangordes. De soldatenmier die behoorlijk groot is, heeft vast meer te zeggen dan zo’n kleine mier. Niet iedere mier zie je. De ene mier is zichtbaar aan het werk binnen de groep, een andere mier is meer op de achtergrond aanwezig. Toch hebben ze allemaal een taak en elke taak is belangrijk. Zo werken ze nauw samen.
Er is het een en ander onderzocht over deze nomadische mieren. Mocht je dat interessant vinden, moet je er maar eens iets over lezen op Wikipedia. Bijzonder hoe onze Schepper dat zo heeft bedacht. Iedere mier zijn eigen taak en functie en samen vormen ze één geheel.
Dit beeld van de mierentrek kwam bij me naar boven toen ik aan het nadenken was over 1 Korinthe 12. Ieder zijn eigen gave. Ieder zijn eigen taak. Met als doel om samen één te zijn.
Verschillende taken
Paulus beschrijft allerlei gaven. Voor het oog belangrijke gaven en soms misschien in ons oog ook minder belangrijke gaven. Om dit uit te beelden wordt het beeld gebruikt van ons lichaam. In ons lichaam heeft ook ieder lichaamsdeel een eigen taak en functie. Er is een samenwerking tussen de verschillende leden. Juist die onzichtbare leden kunnen zo’n belangrijke functie hebben. Het ene lid is niet meer dan het andere lid.
Er is verscheidenheid van gaven, bedieningen en werkingen. Doch deze dingen alle werkt de ene en dezelfde Geest (1 Korinthe 12:11a). Al die verschillen heeft God zo bedacht. Hij is soeverein. …delende aan een iegelijk in het bijzonder gelijkerwijs Hij wil (1 Korinthe 12:11b).
De verschillende ledematen in ons lichaam hebben een eigen functie. Al deze leden hebben we nodig om goed te kunnen functioneren. We zouden niet kunnen functioneren als al onze lichaamsdelen dezelfde functie hadden. Al die lichaamsdelen samen vormen ons lichaam. Ze zijn samen één.
Zo heeft God ook de verscheidenheid bedoeld in de christelijke gemeente. Eenheid in het verbonden zijn aan Christus. Dan zijn we één lichaam. Dan dienen we één Heere. Eenheid ontstaat niet door allemaal hetzelfde te zijn. We hebben elkaar juist nodig. Er is eenheid in verscheidenheid!
Vergelijken
In 1 Korinthe 12 gaat het vooral over de geestelijke gaven. In dit blogartikel maak ik de toepassing iets breder. Zoals de mieren binnen de mierentrek allemaal hun eigen taak hadden en alle ledematen in ons lichaam een eigen functie hebben, zo hebben wij ook allemaal onze eigen taak. Ieder van ons heeft talenten van God gekregen.
De ene mier was zichtbaar, een andere mier functioneerde op de achtergrond. Soms kan je taak in dit leven misschien wat onbelangrijk voelen. Onzichtbaar voor anderen. Functionerend op de achtergrond. Maar misschien heeft het wel meer waarde dan je zelf ziet.
Ik weet niet hoe het jou vergaat, maar wat kan ik snel gaan vergelijken. Wanneer ik kijk naar wat een ander allemaal kan, kan ik snel ontmoedigd raken. Wat vergeet ik dan snel dat het niet gaat om beter of slechter, meer of minder.
Het gaat niet om een optelsom van alles wat ik kan en doe. God vraagt niet meer van ons dan we kunnen. Soms kan ik daar zo snel mijn waarde aan afmeten. Want wat als dan al die taken wegvallen?
Een helpende gedachte daarbij kan zijn om te bedenken dat je meer mag leunen op het been van zijn in plaats van leunen op het been van doen. Sarina Brons schrijft daarover in haar boek Goed dat je er bent. ‘Iets doen voor een ander is prima, maar niet ten koste van alles. Te veel op het been van doen staan en altijd maar presteren, houd je niet vol. (…) Als je je eigenwaarde vooral uit prestaties haalt, geeft dat onrust. Niets presteren geeft je het gevoel niet veel waard te zijn. Je bent nooit klaar, want je moet jezelf steeds weer bewijzen. (…) Wat kun je doen om meer te leunen op het been van zijn? Kijk daarvoor enerzijds naar de relatie tot mensen en anderzijds naar de relatie met God.’ In de relatie tot mensen gaat het erom dat je in ieder geval één relatie hebt waarin je jezelf kunt zijn en waarin je je min of meer aanvaard weet. Waardoor je weet: ik mag er zijn zoals ik ben. ‘Om meer rust te vinden en meer op het been van zijn te leunen, kun je ook letten op Gods plan. Zoals je bent, zo heeft God je gewild. Je bent Zijn schepsel met jouw specifieke eigenschappen. (…) Dank God voor de eigenschappen die Hij je gaf. (…) Probeer te rusten in wie je bent. Probeer niet een ander te zijn.’
En wat als je, doordat je langdurig ziek bent, gedwongen wordt tot niets doen? Je hebt talenten gekregen van God, maar de energie ontbreekt om er iets mee te kunnen doen. Ryle schrijft daarover in het boek Christen zijn in het dagelijks leven. Laat dit je bemoedigen wanneer je daarmee worstelt. ‘Ik verzoek alle zieke gelovigen dringend te bedenken dat ze God evenzeer kunnen verheerlijken door geduldig te lijden als door actief voor Hem bezig te zijn. Uit gedwongen niets doen blijkt dikwijls meer genade dan door actief bezig te zijn en grote dingen te doen. (…) Boven dit alles raad ik hun dringend aan zich de liefde van Jezus te herinneren voor al Zijn zwakke leden.’
In 1 Korinthe 12 worden we gewaarschuwd om niet te vergelijken. God maakt ons in dit hoofdstuk duidelijk dat de ene gave niet meer is dan de andere gave. De pink is niet minder dan de voet. De ogen zijn niet meer dan het oor.
Door te vergelijken kunnen we niet alleen ontmoedigd raken. Ook hoogmoed kan snel een gevaar zijn als we zien dat we zelf een bepaalde gave hebben ontvangen en de ander niet. Daarom is het belangrijk om te bedenken waarom we allemaal verschillende gaven gekregen hebben.
Doel
Met welk doel heeft God jou talenten gegeven? Wat is het doel van de taak die je hebt in dit leven? Of je nu iedere dag naar je werk gaat of thuis het huishouden doet. Of je nu een inleiding houdt voor een groep jongeren, een goed gesprek hebt met de buurvrouw of dat je de was aan het opvouwen bent. Hetzij dan dat gijlieden eet, hetzij dat gij drinkt, hetzij dat gij iets anders doet, doet het al ter ere Gods (1 Korinthe 10:31). Dan gaat het er opeens niet meer om wát we doen, maar hóe we het doen. Alle gaven die de Heere je heeft gegeven, heb je gekregen om Hem te eren. En daarmee de ander te dienen. Alles vanuit de liefde, want zonder de liefde baat het niets (1 Korinthe 13).
Hoe klein of hoe groot je taak ook is of lijkt. Hij kan het gebruiken!
Laat mij zijn een instrument, Heer, in Uw hand
en gebruik mij waar Gij wilt, dat ik U dienen zal.
Wat je ook doet, doe het voor de Heere.
Jij in jouw klein hoekje en ik in ‘t mijn.
Dit blogartikel werd geschreven door Yvonne.
Geef een reactie