Maar nu verlangen zij naar een beter, dat is naar een hemels vaderland. (Hebreeën 11: 16a)
Wat een getuigenis heeft God laten opschrijven over veel gelovigen van het Oude Testament in Hebreeën 11. Allemaal korte levensbeschrijvingen van mensen zoals jij en ik: zondig en zwak.
En toch staat hun naam in deze hele rij genoemd. God kende hun harten. Hij zag hun diepste verlangen. Ze leefden als gasten en vreemdelingen. Deze aarde was niet echt hun thuis. Ze waren op doorreis. Soms zelfs letterlijk zoals Abraham en Sara.
In de afgelopen maanden kon me soms een weemoedig gevoel bekruipen.
Een periode waarin er veel verandert en ik bezig ben om me voor te bereiden op een verhuizing en de verkoop van mijn huis.
Een proces van loslaten. En wat kan dat moeilijk zijn.
Ik dacht dat ik wel geleerd had om mijn pinnen los te kunnen maken.
Ik dacht dat ik wel geleerd had om m’n pinnen niet opnieuw zo vast te slaan.
Ik dacht … maar soms lijkt het wel of je zulke dingen telkens opnieuw moet leren.
Wat kan je vastzitten aan alles van deze aarde.
Wat kan het moeilijk zijn om los te laten.
En niet om luchtig te doen over zulke veranderingen en processen, maar het zet me wel aan het denken. Het is goed om je ergens te hechten. Om je ergens thuis te voelen.
Maar wat maakt iets tot je thuis? En waar is eigenlijk mijn thuis?
Thuis is de plaats waar je naar terug verlangt na een reis.
Waar je mag zijn wie je bent. Een plaats waar je met geliefden kunt zijn.
Zou je jezelf thuis kunnen voelen op meerdere plaatsen?
Waar is mijn thuis?
Thuis is waar je hart is.
Zo’n quote die je vast weleens hebt gezien in een huis of misschien hangt het bij jou in huis.
Dan gaat de vraag dieper. Als mijn thuis daar is, waar mijn hart ligt. Waar ligt dan mijn hart?
Hebreeën 11 houdt ons een spiegel voor.
Zij hebben beleden dat zij vreemdelingen en bijwoners op de aarde waren. (vers 13)
De gelovigen die in dit hoofdstuk worden genoemd woonden en leefden op deze aarde.
Ze deden gewoon hun werk, maar hun leven was een belijdenis: dit is niet ons thuis.
Ik ben hier maar als een gast. Een pelgrim.
Maar nu verlangen zij naar een beter, dat is naar een hemels vaderland.
Ik ben onderweg. Op doorreis.
Daarom schaamt God Zich niet voor hen om hun God genoemd te worden. Want Hij had voor hen een stad gereedgemaakt. (vers 16)
Hun verlangen en reizen kon alleen worden bevredigd in de stad die God voor hen had bereid.
Daarom hechtten ze zich niet aan deze aarde, maar was hun hart gericht op de hemel.
Wat zou God over jou en mij geschreven hebben?
Ziet God jouw hart en kent Hij jouw diepste verlangen?
Kent hij jouw strijd dat je nog zo vaak gericht bent op alles hier beneden, maar ook momenten hebt dat je zo kunt verlangen naar de hemel?
Of zou erover jou geschreven staan: Zij belijdt met haar mond dat ze een vreemdeling is, maar haar hart is gehecht aan deze aarde. Haar leven laat zien dat ze zich hier op aarde zo thuis voelt.
Of getuigt jouw hart en leven ook van dat verlangen naar het Thuis hierboven?
Dan doe je net als de gelovigen uit Hebreeën 11 nog steeds gewoon je werk. Je zorgt voor je huis, voor je gezin, voor je familie of welke taak je ook gekregen hebt.
Je maakt van je huis een thuis. Een plaats waar het fijn en gezellig is. Een plaats om tot rust te komen. Alleen je weet: dit is niet mijn eindbestemming. Ik ben onderweg.
Paulus spoort ons aan: Zoekt de dingen die boven zijn. (Kolossenzen 3:1)
Waarom? Daar is Christus.
In Hem is het leven te vinden.
Misschien vraag je jezelf wel af: hoe kan ik dat ooit? Zoeken de dingen die boven zijn?
Van onszelf zoeken we ook niet de dingen die boven zijn, maar juist wat op de aarde is.
Ons hart kan zich zo hechten aan deze aarde.
Toch is dit niet geschreven voor volmaakte mensen. Juist voor mensen die zo aardsgericht kunnen zijn. De Heere roept je toe: Zoekt de dingen die boven zijn!
Hoe? Door de Heilige Geest.
Door Wiens kracht wij zoeken wat daarboven is, waar Christus is. (H.C. vr. 49)
Het kan niet in eigen kracht. Het hoeft ook niet in eigen kracht.
De Heilige Geest werkt het zoeken wat boven is. Dan wordt onze wandel in de hemel.
Als Christus jouw leven is, dan sta je met beide benen op de grond, maar je hart ligt boven.
Zonder Hem kunnen we niets doen. Zijn Geest hebben we zó nodig!
Wat doet je verlangen naar thuis?
Dat kunnen verschillende dingen zijn.
Een reden kan zijn: om je geliefden te ontmoeten. De mensen van wie je houdt.
Je zou je kunnen afvragen hoeveel je van hen houdt, als je weinig verlangt om bij hen te zijn.
Als we weinig verlangen naar het hemelse vaderland en veel gericht zijn op deze aarde, hoeveel liefde is er dan tot God?
Doen we Hem geen tekort als we niet naar Hem verlangen?
In dat hemelse vaderland, het Thuis hierboven worden plaatsen gereedgemaakt.
Dat zei Jezus tegen Zijn discipelen: Ik ga heen om u plaats te bereiden. (Johannes 14:2)
Wat een vooruitzicht ligt er voor ons als we mogen leven in geloof. Als Christus ons leven is.
Als je Thuis mag komen, dan mag je de kroon werpen aan de voeten van het Lam.
Pelgrims komen Thuis.
In het Vaderhuis.
Misschien zeg je wel: maar ik ken de Heere nog niet.
Lees eens wat er aan het begin van vers 2 staat: In het huis Mijns Vaders zijn vele woningen.
Veel woningen. Er is veel plaats. Er is ruimte genoeg.
Zou daar geen plaats voor jou bij kunnen zijn?
Anderszins zo zou Ik het u gezegd hebben.
De kanttekeningen zegt: En indien niet, dat is Ik zou u met geen ijdele hoop opgehouden hebben.
Jezus’ woorden zijn waar. Hij is op dit moment in de hemel.
De zon en de maan zijn er nog. De woningen zijn nog niet vol. Er is nog plaats!
Waar ligt je hart?
Belijd je het mee: Beter dan dit tijdelijk leven, is Uwe goedertierenheid?!
Vervult dat jouw hart?
Of gaat je hart nog zo uit naar deze aarde?
Zoek dan de dingen die boven zijn, waar Christus is.
Of zoals Lewis het schrijft:
Richt je op de hemel, dan krijg je de aarde erbij.
Richt je op de aarde en je krijgt ze geen van beide.
Jezus ging naar Huis toen Zijn werk klaar was.
Jij mag hier nog op deze aarde zijn. Je taak is nog niet klaar.
Als de hemel je Thuis is, is dit leven een voorbereiding op de hemel.
De Heere maakt je pasklaar voor de hemel. Dat gaat vaak door een weg van verdrukking heen.
Om af te sterven aan alles van jezelf en Jezus over te houden.
Geen hemel hier op aarde, maar dan is er wel een stukje hemel in je hart.
En wacht je straks een eeuwig leven in de hemel.
Heere, wanneer komt die dag dat ik bij U mag wezen?
Thomas Boston geeft nog een raad mee om je weg te vervolgen.
Geef je hoge verwachtingen van dit leven op. Verwacht het alleen van de toekomende wereld. Gedraag je als een pelgrim en een vreemdeling die hier niet thuis is. Zie uit naar de vrede en rust die daar te vinden zijn, want hier zijn die niet. Let wel: loslaten valt niet mee en duurt meestal lang. Maar probeer het en verneder je onder de krachtige hand van God. Klem je vast aan het geluk van de toekomende wereld.
Dit blogartikel werd geschreven door Yvonne. Het Moeskruid team stelt zich hier aan je voor.
Geef een reactie