Alle man en vrouw, welker hart hen vrijwillig bewoog te brengen tot al het werk hetwelk de HEERE geboden had te maken door de hand van Mozes; dat brachten de kinderen Israëls tot een vrijwillig offer den HEERE (Ex. 35:29).
In gedachten zie ik ze gaan, de Israëlieten.
Armen vol met spullen. Van hun gezicht straalt vreugde af. Ja, want ze gaan niet met tegenzin. Niet omdat het moet, maar vrijwillig. Het staat er een aantal keer in de verzen in dit hoofdstuk. Met hun hele hart staan ze erachter.
Neemt van hetgeen dat gijlieden hebt een hefoffer den HEERE; een ieder wiens hart vrijwillig is, zal het brengen ten hefoffer des HEEREN (vers 5).
Armen vol kostbare stoffen, edelstenen, goud en zilver. Ze brengen het.
Hun gaven, talenten en hun tijd. Ze geven het. Vrijwillig. Dit is voor de Heere.
Zou je met ze meegegaan zijn? Alles wat je had aan Hem geven?
Zou je hart ook zo vol vreugde geweest zijn? Vrijwillig. Niet omdat het moet of omdat anderen het van je verwachten. Vol overgave alles geven aan Hem en Zijn dienst.
Of voel ik weerstand?
Waar zijn mijn armen vol van? Wat vervult mijn hart?
Ja, U mag de tienden wel hebben van al mijn geld en goederen.
U mag ook wel een stukje van mijn tijd hebben. U mag ook…
Maar… echt álles? Mijn spullen, kennis, gaven, tijd, geliefden, mijn zekerheden, ja mijn hele leven?
Vraagt God dat van mij?
Neemt van hetgeen dat gijlieden hebt…
De Israëlieten hoorden de opdracht van Mozes en ze gingen. Ze gehoorzaamden.
Gehoorzaamheid. Daar begint het. Dat vraagt God als eerste van ons.
Hoe moet dat? Wat is daarvoor nodig?
Over die gehoorzaamheid schrijft Octavius Winslow een leerzaam stukje naar aanleiding van de woorden van Maria tijdens de bruiloft in Kana uit Johannes 2. Zo wat Hij ulieden zal zeggen, doet dat.
Doen wat Hij u zegt. (…) Zet u aan Jezus’ voeten, luister wat Hij wil dat u zult doen – en doe het dan ook, zonder aarzelen en met uw hele hart. (…) O Heere, ik neig mijn oor met aandacht en in vertrouwen, om te horen wat U mij te zeggen hebt. ‘Spreek, Heere, want Uw knecht hoort.’
Gehoorzamen. Maar… waaraan? Hoe moet ik dat doen?
Wat vraagt God dan van mij?
Winslow vervolgt:
Gebiedt U mij te geloven? Heere, stel mij dan ook in staat om gelovig acht te slaan op al Uw genadige nodigingen, Uw dierbare beloften en de goede woorden die U richt tot hen die belast zijn met zonden, gebogen gaan onder schuld en moe zijn van hun eigen werken.
Gebiedt U mij om alleen maar gelovig op U te zien, U aan te nemen, mijn betrouwen op U te stellen? Heere, ik geloof, kom mijn ongelovigheid te hulp. Mijn bevende hart zoekt oprecht bij U rust van schuld, vrees en eigen werken, ja, bij U alleen.
Gebiedt U mij Uw kruis op te nemen en U te volgen op Uw weg, een weg die niet van deze wereld is en een weg waarop ik mijzelf moet verloochenen? Heere, dan wil ik U volgen, U alleen. Al voert Uw pad door het water en door het vuur, als mijn Jezus vooropgaat, zal ik Hem volgen, waar Hij ook heengaat.
Is Hij het niet waard om je leven aan Hem op te offeren?
Je eert Hem als je jouw kennis, positie, bezit, geliefden, gaven, tijd en alles wat je hebt vol toewijding aan Hem opoffert.
Misschien ervaar je hier wel strijd. Wil je Hem gehoorzamen? Kun je het niet? Laat het gebed van Winslow jouw gebed dan zijn: O Heere, gehoorzaamheid aan U is beter dan offeranden. Laat mijn gehoorzaamheid aan Uw Woord oprecht zijn, volkomen en zonder uitvluchten, op alle terreinen van het leven, opdat ik voor U sta ‘volmaakt en volkomen in al de wil Gods’.
Uiteindelijk vraagt God niet van ons om allerlei dingen te doen, maar om van Hem te zijn.
Niet meer wat ik wil, maar wat Hij wil.
Octavius Winslow was niet de enige die over dit onderwerp nadacht. We lezen van veel christenen uit alle tijden deze worsteling: niet mijn wil, maar de Uwe. Was het niet de worsteling van de Heere Jezus Zelf in de hof van Gethsemané? Zijn kinderen gaan het hem nazeggen.
Zoals Elisabeth Elliot, die zei: Mijn leven ligt op Uw altaar, Heere.
Misschien denk je wel: maar wat heb ik U aan te bieden dan alleen maar zonde en schuld?
Frances Ridley Havergal herkent dit ook en schrijft in haar boek ‘Toegewijd leven’: Onze levens, zelfs onze verzoende levens, zijn niet alleen zwak en nutteloos, maar ook zondig en schuldig. Ze stopt daar echter niet, maar vervolgt: Maar de Heere zij gedankt voor het Altaar, Dat de gave heiligt: onze Heere Jezus Christus Zelf. En om dan: alleen voor Hem en alles voor Hem te zijn.
Wat een troost dat het niet om mijn offer(s) gaat.
God heeft mijn offers helemaal niet nodig, want Jezus heeft hét offer gebracht.
Hij gaf Zichzelf. Helemaal. Vrijwillig. Eén met de wil van Zijn Vader.
Voor wie? Voor mensen van wie het hart vaak zo onwillig is om Hem te gehoorzamen.
Daarom mogen we de toevlucht nemen tot Hem. Om onszelf aan Hem over te geven.
Als een vrijwillig offer. Ja, vol zonden en vol gebrek. Maar in overgave aan Hem.
Hij is jouw en mijn leven waard. Hij is alle lof en aanbidding waard.
Laat het gebed van Betty Scott – Stam ook jouw en mijn gebed zijn. Een vrouw die wist van toewijding en opoffering en die haar leven ook letterlijk opgeofferd heeft voor de dienst van God.
Heere,
ik geef al mijn eigen plannen op, alles wat ik nastreef.
Al mijn eigen wensen, alles waarop ik hoop en aanvaard Uw wil voor mijn leven.
Ik geef mezelf, mijn leven, alles wat ik heb, geheel en al aan U om voor eeuwig de Uwe te zijn!
Vervul en verzegel me met Uw Heilige Geest.
Gebruik me zoals U wilt.
Zend me waarheen U wilt.
En werk Uw wil volledig uit in mijn leven, tegen elke prijs nu en voor altijd.
Dit blogartikel werd geschreven door Yvonne.
Geef een reactie